Verbrede landbouw

De AAB wordt steeds vaker geconfronteerd met vragen van gemeenten waarbij naast aspecten van agrarische bedrijfsvoering andere dan agrarische activiteiten een rol spelen. Voorbeelden daarvan zijn dag- en verblijfsrecreatie, zorgverlening en verkoop aan huis van streekproducten.

De vraagstelling van gemeenten richt zich met name op de verhouding tussen het agrarisch bedrijfsgedeelte en de nevenfunctie/verbrede landbouwactiviteit. Een andere vraag is wanneer nog sprake is van verbrede landbouw, en in welke mate de agrarische bedrijfsvoering en de neventak met elkaar verweven zijn.

Bij de beoordeling wat hoofd- en wat nevenactiviteit is worden de diverse aspecten van de bedrijfsvoering beoordeeld. Naast de arbeidsbehoefte worden omzet respectievelijk het financieel resultaat als richtsnoer genomen alsmede worden het ruimtegebruik en de ruimtelijke uitstraling van de locatie in de overweging worden betrokken.
Voorts wordt aandacht besteed aan de duurzaamheid van de agrarische bedrijfsvoering als zelfstandige bedrijfsactiviteit. Met andere woorden, is de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering op langere termijn redelijkerwijs gewaarborgd zodat verwacht mag worden dat ook op wat langere termijn de agrarische functie hoofdfunctie blijft?